Kort geleden was het 4 mei, de herdenking van hen die vielen voor onze vrijheid.
Ik werd in dat verband geraakt door een poëtisch gebed van Hans Bouma:
Uitsluitend
Al die mensen, angstig wegduikend voor het leven –omdat het één grote bedreiging is,
één grote vuist die beukt en beukt.
O God, dat zij schuilen bij ons,
schuilen in alles wat wij hebben
aan warmte, licht, vitaliteit.
Hoe herbergzaam zal onze ziel moeten zijn.
Vergeef ons als wij tekortschieten –
wanneer wij zo enghartig en kleinzielig als we kunnen zijn,
uitsluitend onze eigen interesses verdedigen.
Uitsluitend, hen uitsluitend.
Vergeef ons die armoede –
als hier tenminste vergeving voor is.
Amen.
(Uit: Een leven lang bidden: gebeden over leven, liefde en dood.)
Elk jaar vraag ik me namelijk weer af op welke manier wij als burgers bij kunnen dragen aan de vrijheid. Want leven in vrijheid houdt in dat we ook de verantwoordelijkheid voor de naasten op ons nemen. Maar wat betekent dat dan? Daarop lijkt dit gebed een antwoord te geven. We moeten zo leven dat we anderen niet buiten sluiten, niet “uitsluiten”.
Koning Willem Alexander zei een paar jaar geleden op de Dam:
“Het minste wat we kunnen doen is:
niet wegkijken;
niet goedpraten;
niet uitwissen;
niet apart zetten;
niet “normaal” maken, wat niet normaal is.”
We moeten herdenken zodat we de humaniteit blijven verdedigen tegen alle uitsluiting en dwang.
Dat is gemakkelijk gezegd. Bouma maakt duidelijk dat het veel van ons vergt, nl. herbergzaam zijn.
In vrijheid leven wil zeggen dat we mensen die (nog) niet vrij zijn een schuilplaats bieden, dat wij hen bejegenen met “warmte, licht en vitaliteit.”
Alleen zo kunnen we laten zien dat ze niet bang hoeven te zijn, dat het leven ook mooie kanten heeft.
Vrij zijn wil zeggen dat je onbevangen kunt genieten van het goede van de Schepping.
Daarom is het zo ‘onvrij’ als mensen bang gemaakt worden, worden geïntimideerd op sociale media of afgesnauwd op hun werk, of…. vul zelf maar datgene in waardoor je het idee krijgt dat je op je tellen moet passen, dat je niet dit of niet dat moet zeggen, want anders ….!
Als we zelf een hart vol warmte en gastvrijheid hebben, kunnen we anderen aanspreken op ongastvrij gedrag: “Waarom doe je zo lelijk? Weet je wel wat je zegt?” Maar dan zullen we eerst zelf de ruimte in ons hart moeten hebben om de ander te accepteren en te vergeven.
Dan kunnen we wellicht een ander einde aan het gebed geven: “Vergeef ons die armoede, God … door ons een warm hart te geven!”
0 reacties