“In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben,dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken?” Johannes 14:2
Bij de dodenherdenking op 4 mei ging onze burgermeester Han van Midden in op de volgende vraag: is de kans op geweld groter in een geïndividualiseerde maatschappij? Is het goed voor een stad als er allemaal individualisten wonen die zich weinig van elkaar aantrekken? Als mensen in een stad geen regelmatige verbindingen met andere inwoners leggen, maar op zichzelf leven, hoe zal dan de maatschappij eruit zien? Zullen daar niet veel meer conflicten ontstaan? En als er meer conflicten tussen burgers zijn, neemt dan ook het geweld toe?
De burgermeester kon geen bewijs leveren, maar hij zag hier wel een groot gevaar. Het zou beter, in de zin van veiliger zijn, als de inwoners elkaar leren kennen en onderling verbindingen leggen. Dat kan op veel verschillende manieren, door (buurt)verenigingen, door scholen, door kerken, of door samen actief verbindingen te leggen omdat we met elkaar samen moeten leven in de stad.
Jezus zegt dat Hij plaatsen gaat bereiden in het Vaderhuis. Maar wat wordt er eigenlijk bedoeld met het Vaderhuis? Veel mensen denken dan aan de hemel, waar wij na onze dood een plaats moeten zien te krijgen. Wil Jezus een plek voor ons in het hiernamaals bereiden? Volgens de meeste bijbelwetenschappers is dat niet wat de evangelist bedoelt.
Het Vaderhuis was in die tijd de benaming van de tempel in Jeruzalem. In die zin gebruikt Jezus de uitdrukking ‘huis van mijn Vader’ ook bij de tempelreiniging: het moest een huis van gebed zijn, maar “jullie maken een markt van het huis van Mijn Vader!” (Joh. 2:16) De tempel werd door de rabbijnen ook wel het Beth Olaam genoemd, Hebreeuws voor ‘het Eeuwige Huis’, een verwijzing naar het eeuwige verbond tussen God en zijn volk. De tempel was de plek van verbinding, waar mensen onderling verbonden werden tot een volk en God zich verbond met hen.Zo droeg het Vaderhuis, de tempel, bij aan een veilige samenleving.
In het jaar 70 werd de tempel echter vernietigd. Het Johannesevangelie werd ruime tijd na die vernietiging geschreven. In de brieven van Paulus blijkt dat de gemeenschap van gelovigen de rol van de tempel heeft overgenomen. God woont te midden van zijn volk, het Vaderhuis is daar waar het volk samenkomt om Gods Naam groot te maken. Dit sluit goed aan bij het vervolg van Johannes 14, waar Jezus het heeft over de weg naar de Vader. “Jullie kennen de weg naar waar Ik heen ga,” zegt Hij dan. En Hij verduidelijkt dat Hij zelf die weg is. Door Jezus te volgen, ga je de weg naar het Vaderhuis, namelijk doordat je deel wordt van de gemeenschap van Christus. Die gemeenschap is het Vaderhuis, omdat God er woont. De kerkvader Augustinus heeft deze tekst ook zo begrepen, want hij stelt dat christenen samen Gods huis vormen, zijn tempel. En dat Jezus dus niet een ruimte bereidt, maar dat Jezus de gelovigen erop voorbereidt dat God in hun midden komt wonen.
Als Jezus zegt dat Hij een plaats gaat bereiden, dan wordt hier dus de dood aan het kruis en de opstanding tot nieuw leven bedoeld. En als Jezus zegt dat Hij terugkomt, dan wordt de uitstorting van de Heilige Geest bedoeld. Door de Heilige Geest woont Jezus in het huis, in de gemeenschap van gelovigen. Het gaat dus niet over het hiernamaals. Met de opstanding en de uitstorting van de Heilige Geest is nu al de heilstijd aangebroken: dat wij in Christus zijn en dat wij door die band met Hem nu al in het Vaderhuis wonen.
De nieuwe verbinding tussen Joden en heidenen, tussen mensen van allerlei pluimage, wordt gevormd door Jezus Christus. Daarom is het zo belangrijk dat wij op elkaar betrokken zijn, binnen en buiten de kerk. Al is de rol van de kerk veel kleiner geworden, toch kunnen we daarin een aanzet geven: door mensen aan te spreken en uit te nodigen, door om te zien naar een ander.
0 reacties