Heel lang kenden de protestantse kerken in Nederland geen liturgische symbolen. Er brandden geen kaarsen, en er was geen leeg kruis aan de muur. Natuurlijk waren er de sacramenten, maar de ‘gewone’ liturgie kende weinig vaste elementen, op de schuldvergeving en genadeverkondiging na en natuurlijk de preek. Er werd geen leesrooster van de kerken gebruikt.
Na de tweede wereldoorlog ontstond een liturgische beweging die zich inspande voor herbronning van de liturgie.
De Van der Leeuwstichting gaf een schat aan informatie en ideeën. En in veel protestantse kerken ontstonden nieuwe liturgische vormen. Daaronder was ook het gebruik van de paaskaars. Die kwam samen met de paascyclus, vijf diensten in de goede week: Palmpasen, Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag en paasmorgen.
Zo ontstond de liturgische vorm waarbij op Goede Vrijdag de, in het afgelopen jaar gebruikte, paaskaars werd uitgedoofd en in de paasnacht of op paasmorgen de nieuwe paaskaars werd aangestoken.
Het aansteken van de paaskaars in de paasnacht is een heel oud gebruik dat ook in de Rooms-Katholieke kerk en Oosters-Orthodoxe kerken een belangrijk moment aangeeft: ‘Het licht van Christus!’ Daarmee worden de opstanding en de overwinning op het kwaad gevierd. Wie ooit in bijvoorbeeld Griekenland zo’n moment heeft meegemaakt, weet hoe oprecht blij en ontroerd de kerkgangers op dat moment zijn.
Het uitblazen van de kaars op Goede Vrijdag hoort daar eigenlijk oorspronkelijk niet bij. Want een van de betekenissen van de viering op Goede Vrijdag is immers dat mensen niet in staat zijn het licht van God voorgoed te doven. Ook al vertelt het lijdensverhaal ons dat ze dat wel degelijk proberen. Er is wel een nieuw begin bij de opstanding van Jezus uit de dood. Dus de nieuwe paaskaars is daarvan het symbool. In de oude liturgie is die nieuwe paaskaars het symbool van de opgestane Heer die bij ons is als herder, opgenomen wordt in Gods heerlijkheid en toch aanwezig blijft als ‘Licht van Christus’. Daarmee heeft de paaskaars ook de betekenis die de naam paaskaars zegt. Een kaars als symbool van de boodschap van Pasen. Jezus leeft! Tussen Pasen en Pinksteren in staat dat licht centraal.
Maar op pinkstermorgen komen we toch in een andere werkelijkheid. Dan krijgen we als gelovigen de opdracht om zelf aan het werk te gaan. Onder de hoede en met behulp van de kracht van de zeven gaven van de Geest. Dat kan dan eventueel weer symbolisch weergegeven worden met een zevenarmige kandelaar. In elk geval is het goed als we als leden van de Christelijke kerken ons bewust zijn van die zeven belangrijke gaven van de Geest. Dat zijn: wijsheid, verstand, inzicht, raad, sterkte, eerbied voor en alomtegenwoordigheid van God. In die gaven wordt onze relatie maar ook onze bron van kracht en moed zichtbaar.
De drie-enige God, die niet alleen ons begrip te boven gaat (aan woorden en beelden voorbij), maar tegelijkertijd beschikbaar is als vader met wie je kunt praten en moeder die troost. De paaskaars krijgt dan een andere betekenis, namelijk die van de eeuwigdurende aanwezigheid van God. Het licht dat altijd brandt. Een licht dat mensen niet kunnen doven.
In de Rooms-Katholieke en Oosters-Orthodoxe kerken wordt dat gesymboliseerd door het altijddurende licht dat blijft branden, ook al is er geen dienst in de kerk. Er zijn dus veel symbolische betekenissen te geven aan het gebruik van de paaskaars. Verschillende grote kerken gebruiken het symbool net iets anders. Dat is geen reden voor verwijdering en discussie. Het bijzondere van de paaskaars, dat heel oude symbool, blijft toch dat het ons verbindt als Christenen in één algemene Christelijke kerk zoals de geloofsbelijdenis dat zegt.
0 reacties